Item toegevoegd aan winkelwagentje!!

Naar winkelwagentje

Social media


Muziek voor elkaar is ook actief op de social media:

Facebook  |  Instagram






Wie zijn wij » Statuten


Statuten



Artikel 1 - Naam en zetel

1. De naam van de stichting is: Muziek voor Elkaar.

2. De stichting is gevestigd in de gemeente Woerden.


Artikel 2 - Doel
1. De stichting heeft als doel: het geven van een podium aan jonge muzikanten, het (nationaal en
internationaal) organiseren van concerten voor goede doelen, alsmede het ondersteunen van
jonge musici, met welke opbrengsten alleen algemeen nut beogende instellingen worden ondersteund

en/of projecten waarmee het algemeen belang wordt gediend en het verrichten van al wat hiermee

verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Tot dit doel behoort niet het doen van uitkeringen aan

de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de stichting.
2. De stichting beoogt het algemeen nut.
3. De stichting heeft geen winstoogmerk.
4. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door het geven van muziekconcerten.


Artikel 3 – Bestuur: samenstelling, benoeming, beloning, ontslag
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit drie of meer natuurlijke personen.
Het bestuur stelt het aantal bestuurders vast.
Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
Het bestuur kan uit zijn midden een voorzitter, secretaris en een penningmeester aanwijzen. Eén
bestuurder kan meerdere functies vervullen.
2. De bestuurders worden benoemd door het bestuur.
In vacatures wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen drie maanden na het ontstaan
ervan, voorzien.
3. Iedere bestuurder moet voldoen aan de volgende vereisten:
a. Een bestuurder is een natuurlijk persoon.
b. Een bestuurder heeft het vrije beheer over zijn vermogen.
Ten hoogste de helft van het aantal bestuurders mag met een andere bestuurder een familieband
hebben. Onder familieband wordt verstaan bloed- of aanverwantschap tot en met de vierde graag
en de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel.
4. Bestuurders worden benoemd voor onbepaalde tijd.
5. Alle bestuurders kunnen een vergoeding krijgen van de kosten die zij redelijkerwijs hebben
gemaakt in de uitoefening van hun functie.
De bestuurders ontvangen geen beloning voor hun werkzaamheden.
6. Een bestuurder kan worden geschorst door de gezamenlijke overige bestuurders, ten minste twee
in getal. Na een schorsing roept het bestuur een nieuwe vergadering bijeen, die wordt gehouden
binnen vier weken na de schorsing. In die vergadering wordt besloten of de schorsing wordt
opgeheven, de schorsing wordt verlengd of de betreffende bestuurder wordt ontslagen. Een
schorsing kan in totaal nooit langer dan drie maanden duren. Als er geen nieuwe vergadering
wordt gehouden binnen de hiervoor vermelde vier weken, als de schorsing niet wordt verlengd in
die vergadering of als na verloop van drie maanden geen besluit tot ontslag is genomen, vervalt
de schorsing.
7. Een bestuurder verliest zijn functie:
a. Door zijn overlijden
b. Door zijn faillissement, door het op hem van toepassing verklaren van de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of doordat hij surseance van betaling
verkrijgt.
c. Door zijn ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van zijn gehele vermogen.
d. Door zijn vrijwillig aftreden.
e. Door zijn ontslag door de rechtbank.
f. Door zijn ontslag gegeven door de gezamenlijke overige bestuurders, ten minste twee in
getal.
8. Bij belet of ontstentenis van een of meer bestuurders zijn de overige bestuurders, of is de enige
overgebleven bestuurder, tijdelijk met het bestuur belast.
Bij belet of ontstentenis van alle bestuurders is een door het bestuur daartoe voor onbepaalde tijd
aan te wijzen persoon tijdelijk met het bestuur belast.
Onder belet wordt in elk geval verstaan schorsing en het geval waarin om welke reden ook
gedurende een aaneengesloten periode van minimaal tweeënzeventig uur door de stichting of een
medebestuurder geen contact met een bestuurder kan worden verkregen, met dien verstande dat
het bestuur kan besluiten dat een andere periode van toepassing is.


Artikel 4 – Bestuur: bijeenroeping, vergaderingen, besluitvorming
1. Iedere bestuurder is bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
2. De bijeenroeping van de vergadering van het bestuur vindt schriftelijk plaats. Bij deze
bijeenroeping wordt opgegeven op welke dag de vergadering plaatsvindt, wat het aanvangstijdstip
van de vergadering is en welke onderwerpen worden behandeld (agenda). De bijeenroeping vindt
plaats met in achtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van bijeenroeping
en die van de vergadering niet meegerekend.
De bestuurder die voor dit doel een adres aan de stichting heeft bekend gemaakt, kan tot de
vergadering van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres
toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht.
3. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden op de plaats te bepalen door degene die de
vergadering bijeenroept.
4. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden kan het bestuur
niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de vergadering aanwezig of
vertegenwoordigd zijn.
5. Een bestuurder kan aan een andere bestuurder schriftelijk volmacht verlenen om zich in de
vergadering te laten vertegenwoordigen. Een elektronisch vastgelegde volmacht geldt als een
schriftelijke volmacht. Een bestuurder kan niet meer dan één medebestuurder in de vergadering
vertegenwoordigen.
6. In de vergaderingen van het bestuur heeft iedere bestuurder één stem.
Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden de besluiten
door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking
van stemmen over zaken is het voorstel verworpen.
7. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij direct of
indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de met haar
verbonden onderneming of organisatie. Als hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen,
dan is de betreffende bestuurder toch bevoegd om deel te nemen aan de beraadslagingen en de
besluitvorming en is het bestuur bevoegd het besluit op deze wijze te nemen. Het bestuur legt dan
schriftelijk vast welke overwegingen aan het besluit ten grondslag liggen.


Artikel 5 – Bestuur: leiding van de vergaderingen, notulen, besluitvorming buiten vergadering
1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering
zelf in haar leiding.
2. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen
worden gehouden.
3. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering over de uitslag
van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor
zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het
uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe
stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering of, als de oorspronkelijke stemming niet
hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze
nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
4. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de
daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden nadat zij
zijn vastgesteld door de voorzitter en de notulist van de vergadering ondertekend.
5. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, als alle
bestuurders schriftelijk hun stem uitbrengen. Een besluit is dan genomen als alle bestuurders zich
vóór het voorstel hebben verklaard. Onder een schriftelijke verklaring wordt mede begrepen een
langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, aan het adres dat het
bestuur voor dit doel heeft vastgesteld en aan alle bestuurders bekend heeft gemaakt.


Artikel 6 – Bestuur: taken en bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
Iedere bestuurder is tegenover de stichting verplicht tot een behoorlijke vervulling van de hem
opgedragen taak. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van
de stichting en de met haar verbonden onderneming of organisatie. Het bestuur is verplicht van de
vermogenstoestand van de stichting en van alles met betrekking tot de werkzaamheden van de
stichting, naar eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een
administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat op ieder moment de rechten en
verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. Het bestuur is verplicht de bedoelde
boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging,
vervreemding of bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten,
waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk
maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
3. Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.


Artikel 7 – Bestuur: vertegenwoordiging
1. Tot vertegenwoordiging van de stichting zijn bevoegd:
a. Het gehele bestuur samen.
b. Twee gezamenlijk handelende bestuurders, van wie ten minste één moet zijn de voorzitter,
de secretaris of de penningmeester.
Een individuele bestuurder kan de stichting niet vertegenwoordigen, tenzij het bestuur uit één
bestuurder bestaat.
2. De in het vorig lid van dit artikel opgenomen bevoegdheid van het bestuur en bestuurders tot
vertegenwoordiging van de stichting bestaat ook als tussen de stichting en een of meer
bestuurders een tegenstrijdig belang bestaat.
3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van incidentele dan wel doorlopende volmacht aan een
of meer bestuurders en/of aan anderen, zowel samen als afzonderlijk, om de stichting binnen de
grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.


Artikel 8 – Boekjaar: verslaggeving
1. Het boekjaar loopt gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de
staat van baten en lasten van de stichting op te maken en op papier te stellen. De
penningmeester zendt deze stukken vóór het einde van de in de voorgaande zin bedoelde termijn
aan alle bestuurders.
Het bestuur maakt een jaarrekening en een bestuursverslag op als bedoeld in artikel 2:300
Burgerlijk Wetboek als dat op grond van de wet verplicht is. In dat geval legt het bestuur een
exemplaar daarvan voor het bestuur ter inzage op het kantoor van de stichting met de op grond
van de wet toe te voegen gegevens.
3. Het bestuur kan, voordat tot de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten wordt
overgegaan, deze stukken laten onderzoeken door een door hem aan te wijzen accountant als
bedoeld in artikel 2:393 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Deze accountant brengt over zijn onderzoek
verslag uit aan het bestuur. Hij geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring over de
getrouwheid van de stukken.
4. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting of de jaarrekening wordt vastgesteld
door het bestuur binnen een maand na het opmaken van de stukken als bedoeld in lid 2. De
vastgestelde stukken worden ondertekend door alle bestuurders. Als een handtekening van een
van hen ontbreekt wordt de reden daarvan op de stukken vermeld.
5. De in lid 2 vermelde termijn kan door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vier maanden
op grond van bijzondere omstandigheden.


Artikel 9 – Reglementen
1. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen. In een reglement worden regels of nadere
regels opgenomen, die het bestuur nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Een reglement
mag nooit in strijd zijn met de statuten of de wet. Het bestuur kan elk door hem gemaakt
reglement wijzigen en ook intrekken.
2. Een reglement wordt schriftelijk vastgelegd met vermelding van de dag waarop het van kracht
wordt. Deze datum kan niet zijn gelegen vóór de datum waarop het besluit werd genomen.


Artikel 10 – Statutenwijziging
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Het besluit tot statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten
minste twee derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders
aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging
aan de orde is het vereiste aantal bestuurders niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan na die
vergadering een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan drie en
niet later dan zes weken na de eerste vergadering. In de nieuwe vergadering kan het besluit tot
statutenwijziging worden genomen met een meerderheid van te minste twee derde van de
uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
3. Als een voorstel tot wijziging van de statuten wordt gedaan, moet dat bij de oproeping tot de
betreffende vergadering worden vermeld. De woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging moet
bij die oproeping worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste
twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt in werking op het door het bestuur bepaalde tijdstip, maar niet eerder
dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te
laten verlijden. Het bestuur kan een of meerdere bestuurders en/of anderen, zowel gezamenlijk
als afzonderlijk machtigen de akte van statutenwijziging te laten verlijden.


Artikel 11 – Fusie; splitsing; omzetting
1. Op een besluit van het bestuur tot fusie of splitsing in de zin van titel 7 van Boek 2 Burgerlijk
Wetboek en op een besluit van het bestuur tot omzetting van de stichting in een andere
rechtsvorm overeenkomstig artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek, is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3
van het vorige artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, onverminderd de eisen
van de wet.


Artikel 12 – Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde artikel 10, leden 2 en 3 zo veel mogelijk van
overeenkomstige toepassing.
2. Het bestuur stelt bij zijn besluit tot ontbinding de bestemming vast van een eventueel batig saldo.
Het batig saldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een
gelijksoortige doelstelling.
3. Het bestuur is belast met de vereffening van het vermogen van de stichting, voor zover bij het
ontbindingsbesluit geen andere vereffenaar(s) is (zijn) aangewezen.


Artikel 13 – Eerste boekjaar
1. Voor het eerste boekjaar geldt dat dit loopt tot en met eenendertig december tweeduizend
tweeëntwintig (31-12-2022).